
Jurisprudentie
BB4708
Datum uitspraak2007-10-03
Datum gepubliceerd2007-10-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702041/1, 200702045/1 en 200702047/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702041/1, 200702045/1 en 200702047/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 november 2005 heeft appellant sub 2 (hierna: het college) aan appellant sub 1 (hierna: OFW) krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een appartementengebouw op de percelen De Boeg 134-180 te Dronten.
Uitspraak
200702041/1, 200702045/1 en 200702047/1.
Datum uitspraak: 3 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de stichting "Stichting Oost Flevoland Woondiensten", gevestigd te Dronten,
2. het college van burgemeester en wethouders van Dronten,
appellanten,
tegen de uitspraken in zaken nos. AWB 06/1109, 06/1375 en 06/1376 van de rechtbank Zwolle-Lelystad in de gedingen tussen:
1. [wederpartij sub 1] en anderen,
2. [wederpartijen sub 2],
3. [wederpartij sub 3],
allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Dronten
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2005 heeft appellant sub 2 (hierna: het college) aan appellant sub 1 (hierna: OFW) krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een appartementengebouw op de percelen De Boeg 134-180 te Dronten.
Bij besluit van dezelfde dag heeft het aan OFW krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een appartementengebouw op de percelen De Stag 64-122 te Dronten.
Bij afzonderlijke besluiten van 26 april 2006 heeft het college de tegen het besluit van 11 november 2005 betreffende De Boeg 134-180 door [wederpartij sub 1] en anderen (hierna: [wederpartij sub 1] e.a.) en [wederpartij sub 3]) gemaakte bezwaren gegrond verklaard en dat besluit onder verlening van een aanvullende vrijstelling krachtens artikel 19, derde lid, van de WRO, gehandhaafd.
Bij besluit van dezelfde dag heeft het het tegen het besluit van 11 november 2005 betreffende De Stag 64-122 door [wederpartijen sub 2] gemaakte bezwaar gegrond verklaard en dat besluit onder verlening van een aanvullende vrijstelling krachtens artikel 19, derde lid, van de WRO, gehandhaafd.
Bij afzonderlijke uitspraken van 15 februari 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) de door [wederpartij sub 1] e.a., [wederpartij sub 3] en [wederpartijen sub 2] tegen de besluiten van 26 april 2006 ingestelde beroepen gegrond verklaard en die besluiten vernietigd. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken heeft OFW bij brief van 22 maart 2007, ingekomen bij de Raad van State op dezelfde dag, en het college bij brief van 28 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op die dag, hoger beroep ingesteld. Het college heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brieven van 20 en 23 mei 2007 hebben [wederpartij sub 1] e.a. van antwoord gediend. Bij brief van 4 juni 2007 heeft [wederpartij sub 3] dat gedaan en bij brief van 4 juni 2007 [wederpartijen sub 2].
Bij besluit van 28 augustus 2007 heeft het college de tegen de besluiten van 11 november 2005 gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard en die besluiten onder intrekking van de daarbij krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO verleende vrijstellingen, en onder verlening van vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO, gehandhaafd.
Bij brief van 6 september 2007 hebben [wederpartij sub 1] e.a. een nadere reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 september 2007, waar OFW, vertegenwoordigd door mr. S.W. Knoop, advocaat te Zwolle, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Deuzeman, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar [wederpartij sub 1] in persoon, en [wederpartijen sub 2] en [wederpartij sub 3] in persoon, bijgestaan door mr. Th.H.W. Juta, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat de bouwplannen in strijd zijn met de ter plaatse ingevolge het geldende bestemmingsplan "Centrum Woonkern Dronten" (hierna: het bestemmingsplan) rustende bestemmingen "Parkeerterrein en/of parkeerstrook" en "Weg", onderscheidenlijk "Openbaar groen, plantsoen of berm" en "Speelterrein". Om verwezenlijking ervan toch mogelijk te maken, heeft het college daarvoor krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO, telkens vrijstelling verleend.
Na het verlenen van de vrijstellingen en bouwvergunningen zijn de desbetreffende bouwplannen in die zin aangepast, dat de vorm en locatie van de gebouwen aan De Boeg en de Stag zijn gewijzigd. Nu de door het college van gedeputeerde staten van Flevoland (hierna: GS) afgegeven verklaring van geen bezwaar is verleend op grond van de tekeningen die destijds zijn overgelegd, kan, zo hebben GS te kennen gegeven, niet worden volstaan met een vrijstelling die op deze verklaring is gebaseerd. Om die reden heeft het college bij de besluiten op bezwaar voor de wijzigingen krachtens artikel 19, derde lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro) aanvullend vrijstelling verleend.
2.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid overdragen aan burgemeester en wethouders.
Ingevolge het derde lid kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1, van het Bro, komt voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woongebouw in de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft.
2.3. OFW en het college klagen dat de rechtbank heeft miskend dat het college met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1, van het Bro, voor de wijzigingen van de bouwplannen vrijstelling kon verlenen.
2.3.1. Dit betoog faalt. De door het college krachtens artikel 19, derde lid, van de WRO verleende vrijstellingen zien op een aanpassing van de bouwplannen voor de gebouwen aan De Stag en De Boeg. De desbetreffende wijzigingen bestaan in een verandering van de bouwmassa en -vorm, en een verschuiving van de locatie van de gebouwen. Die wijzigingen kunnen niet worden aangemerkt als een uitbreiding van een woongebouw in de zin van artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1, van het Bro. Reeds om die reden kon het college niet krachtens artikel 19, derde lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1, van het Bro, vrijstelling voor de wijzigingen van de bouwplannen verlenen. De rechtbank is terecht, zij het niet op dezelfde gronden, tot dat oordeel gekomen.
2.4. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraken dienen, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rusten, te worden bevestigd.
2.5. Ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt het besluit van 28 augustus 2007 geacht tevens voorwerp te zijn van de gedingen in hoger beroep. Nu dit besluit niet aan de tegen de besluiten van 11 november 2005 gemaakte bezwaren tegemoetkomt, volgt uit voormelde wettelijke bepalingen dat hiertegen van de zijde van [wederpartij sub 1] e.a., [wederpartij sub 3] en [wederpartijen sub 2] een beroep van rechtswege is ontstaan.
De Afdeling ziet aanleiding om dat beroep met toepassing van artikel 6:19, tweede lid, van de Awb, ter behandeling en beslissing naar de rechtbank Zwolle-Lelystad te verwijzen.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Nu de zaken samenhangen, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, worden deze, gelet op het eerste lid van dit artikel, voor de toekenning van een vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand beschouwd als één.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraken;
II. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [wederpartijen sub 2] en [wederpartij sub 3] in hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Dronten aan [wederpartijen sub 2] en [wederpartij sub 3] onder vermelding van het zaaknummer 200702045/1, respectievelijk 200702047/1, te worden betaald;
III. bepaalt dat van de gemeente Dronten per zaak een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro), in totaal € 1284,00 (zegge: twaalfhonderdvierentachtig euro), wordt geheven;
IV. verwijst het beroep tegen het besluit van 28 augustus 2007 ter behandeling en beslissing naar de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Wijers
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2007
444